Baracuda Zeeverkenners

Geschiedenis

In 1952 werd de Baracuda opgericht door een importeur van duikuitrustingen. Door het oprichten van een duikvereniging hoopte hij zijn omzet te kunnen vergroten. Hij importeerde producten van de Duitse fabriek ‘Barakuda’. Hij vertaalde de naam (foutief) in het Nederlands en zo werd de ‘Baracuda’ geboren. Ook in Den Haag werd op dezelfde manier in 1953 een Baracuda-groep opgericht. Op 31 oktober 1953 gaat de Utrechtse Baracuda samenwerken met de ‘Onderwater Jagers Club’ (OJC). Een duikvereniging die een jaar eerder was opgericht en vooral dook in de Vinkeveense Plassen.

De Baracuda kan tweedehands duikmateriaal kopen en was daarmee waarschijnlijk de eerste duikvereniging met eigen materiaal. De meeste verenigingen moesten het doen met geleende spullen. Men begint met duiken in de Zeeuwse wateren. In Zeeland is het nog erg rustig en duiken is bijzonder. De visserij-inspectie komt kijken. De leden van de Baracuda leren zichzelf duiken zonder veiligheidsreglement en zonder trainingsschema. Een jaar later, in de zomer van 1954 doet men de eerste zee-ervaring op, er wordt er een duikkamp georganiseerd op Terschelling. Ook geeft men die zomer trainingen op het Scheveningense strand.

Weer of geen weer, de trainingen gaan door en er gaat die zomer dan ook veel materiaal verloren. Maar het lukt zelfs om vier keer een drenkeling te redden onder de neus van de Scheveningense reddingsbrigade.

In januari 1956 telt de groep 14 leden. Het programma van de Baracuda ziet er volgens de wervingsfolder in die jaren als volgt uit: “Nu, zo lang het buitengaats te koud is, trainen we woensdagavond in OZEBI, te weten om 19.30 uur instructie ‘graden’, daarna zwemmen tot 22.00 uur. Eens per maand houden we op een zaterdagmiddag een algemene bespreking. Soms met film, expositie en dergelijke en op een zondag gaan we er op uit, des winters voor diverse ‘bovenwater sporten’ als roeien, navigatie en zeilen of naar enig instituut in vernab met ons werk. Bij redelijker zwemweer komen er buitendagen en weekends, bijvoorbeeld op Vinkeveen of Loosdrecht en in midzomer een kamp ‘ergens in Nederland’.”

De Baracuda heeft inmiddels twee vletten gekocht, de 68 en 71. Maar de groep verkeerd aan het begin van de jaren zestig in financiële moeilijkheden door een enorme daling van het ledental (vier zeeverkenners en vijf welpen) en vraagt aan de Nederlandse Padvinders Organisatie uitstel van betaling. De 71 is nog steeds in het bezit van de Baracuda. Het duikglas onder in de vlet is pas een paar jaar geleden verwijderd. Daarnaast heeft de groep een sloep en een jol. De boten hebben de namen Xarifa, Calypto, Urt en Nautilus.

Om extra middelen te verkrijgen, geeft de groep ‘aandelen’ uit met een waarde van ƒ10,-. Ook is er een bouwfonds waarin ouders vrijwillig geld kunnen storten voor de bouw van een troephuis. Er wordt oud papier ingezameld, er worden ballpoints en bloembollen verkocht.Er gaat veel materiaal verloren (zie de lijst hiernaast). In 1960 voor een totaal bedrag van ƒ259,70. En dat terwijl de contributie één gulden per week bedraagt, waarvan vijftig cent bedoeld is voor het zwemmen.

De groep groeit gelukkig weer gestaag. Uit de ledenadministratie blijkt dat de groep op 1 november 1963 24 verkenners en 33 welpen telt. De Baracuda is officieel nog wel een duikgroep, maar doordat er binnen de groep geen instructeur met duikbrevet is, wordt er niet meer gedoken. Wanneer uiteindelijk het duikmateriaal wordt verkocht, is de Baracuda niet langer een duikvereniging.

Uitbreiding van de Baracuda

Aan de Van Renselaerlaan hebben we buren, de Jan Ellermangroep. Deze groep heeft te weinig leden om voor te kunnen blijven bestaan. Op een gezamenlijke vergadering op 26 april 1974 wordt de overname geregeld. Nog steeds bestaat de Jan Ellermanstichting naast Stichting De Kikvors (stichting van de Baracuda).

Tot 1980 bestaat de groep uit welpen, zeeverkenners en stam. Op de groepsraad van 29 maart 1980 wordt besloten een Wilde Vaart op te richten. Uit de notulen het volgende: “Een Wildevaart afdeling wordt een nieuw onderdeel binnen onze groep. De Wildevaart moet gezien worden als een gewenningsperiode voor jongens tussen 15-17 jaar, die in feite nog te jong zijn voor het loodsenwerk en die de zeeverkennerij toch wel ontgroeid zijn. Het zal één bak worden; niet zelfstandig draaiend, doch oner leiding van een nog op te scharrelen leidersfiguur.”
Tijdens het Nawaka in Vinkeveen wordt die zomer de Wilde Vaart opgericht, bestaande uit zes jongens. De Wilde Vaart krijgt de naam Brandean WV. Brandean was een heilige die met een vlot de Atlantische Oceaan overstak.

In 1983 worden de welpen opgeheven vanwege leidingproblemen. De oudste welpen vliegen over naar de zeeverkenners. De vier welpen die overblijven gaan naar de Tekakwitha. Al snel zijn er plannen opnieuw een welpenhorde te starten. In september 1985 wordt er echter pas een nieuwe horde opgericht. Er wordt begonnen met drie welpen en twee leidsters.

In september 1985 gaan de Baracudagroep en de Howkolagroep samen draaien. De Howkolagroep is een zeeverkennergroep voor meisjes in de wijk ‘Oog in al’. Men gaat samen draaien, omdat de Howkolagroep een ernstig leidingtekort heeft. Om de groepen de gelegenheid te geven elkaar te leren kennen, wordt de beslissing over het wel of niet samen doorgaan een half jaar later genomen. Het samen draaien wordt een succes. En de twee groepen gaan samen verder. Het is de bedoeling dat de welpen en kabouters twee afdelingen blijven en dat de zeeverkenners gemengd gaan draaien. Over het gemengd draaien van de Wilde Vaart is twijfel zo blijkt uit de notulen: “WV: Gezien leeftijd twee wachten wenselijk? WV en Pieter praten nog hierover.”. Ook bestuurlijk worden de twee groepen uiteindelijk samengevoegd. Al blijven er twee stichtingen naast elkaar bestaan en ook blijven de vrouwelijke leden van de groep lid van de Howkola. Dit blijft zo tot 2002, dan wordt de beslissing genomen niet meer met de Howkola naar buiten te treden. Maar nog steeds dragen de vrouwelijke leden hun eigen Howkola-das.
In 1988 zijn er nog maar twee kabouters en er wordt voorgesteld de welpen en de kabouters samen te voegen, maar dat stuit op bezwaren. “De reden van het bezwaar is dat samen draaien op deze leeftijd moeilijkheden zal opleveren. Rustig tegenover ruig.” Uiteindelijk wordt over deze bezwaren heen gestapt en draaien de welpen gemengd.

Vanaf 1992 krijgt de Baracuda een groep Bevers, jongens en meisjes van vijf tot zeven jaar. Een paar jaar loopt het goed, maar dan ontstaat er een stafprobleem. Het is moeilijk staf te vinden voor de Bevers. Binnen de groep is er geen animo voor en er worden stafleden van buiten de groep gevonden, maar zij staan er steeds alleen voor of hebben een voorkeur voor een andere speltak. Uiteindelijk worden de Bevers in 2000 opgeheven.

Gebouwen

De groep draait in een werfkelder aan de Oudegracht onder de HEMA, “Bathyscaaf” genaamd. Vanaf 1961 kunnen de zeeverkenners van de Baracuda gebruik maken van de zolder van het troephuis van de Dr. Egidiusgroep ‘Het Anker’ aan de Wittevrouwensingel. De welpen van de Baracuda blijven draaien in de werfkelder. Maar in 1962 moeten de zeeverkenners ‘het Anker’ al verlaten, de Dr. Egidiusgroep heeft het gebouw zelf weer nodig. En in 1963 wordt de huur opgezegd van de werfkelder. Het stichtingsbestuur richt zich tot de eigenaar van de kelder, de HEMA en de groep kan nog blijven tot 1 januari 1964. Maar in december 1963 is de kelder niet langer geschikt als troephuis, het plafond moet worden gestut. De welpen vertrekken onmiddellijk. Wel wordt verzocht de kelder als opslagruimte te mogen blijven gebruiken. Uiteindelijk wordt de kelder in 1965 definitief verlaten.

Al vanaf 1960 is het bestuur op zoek naar een stuk grond om een gebouw op te plaatsen. Herhaaldelijk is er contact met de gemeente en men heeft verschillende terreinen op het oog, maar steeds gaat het niet door. De boten van de groep liggen op de Werf, gelegen op de punt waar het Amsterdam-Rijnkanaal en het Merwedekanaal samenkomen, bij de sluizen. Hier hebben drie verschillende groepen een onderkomen. In 1962 doet het bestuur het verzoek aan de stichting ‘de Werf’ of ze een gebouw mogen plaatsen op de werf. Ze krijgen toestemming! Het bestuur is in de veronderstelling dat de welpen geen gebruik mogen maken van de werf. Omdat in 1963 ook de welpen geen onderkomen meer hebben, wordt aan de stichting ‘de Werf’ gevraagd of ook de welpen mogen gaan draaien in het nieuwe troephuis. En ook dat blijkt geen probleem te zijn.

Er kan gezocht gaan worden naar een gebouw. Uiteindelijk wordt het een houten gebouw van de firma Priviko à ƒ2533,-. Zoveel mogelijk wordt zelf gedaan om de kosten te drukken. Op zaterdag 28 november 1964 is de officiële opening. Na de muzikale intocht van de Utrechtse Padvinders Marsband, vlucht iedereen het gebouw binnen vanwege een hagelbui. De toespraken volgen en als het weer droog is wordt het gebouw geopend.

Het gebouw op de Punt is te klein en voor de welpen wordt er in 1968 een troephuis gebouwd op Kanaleneiland aan de Van Renselaerlaan. Daar staat al een scoutinggebouw van de Jan Ellermangroep. Het hordehol zal hetzelfde worden als dit gebouw. Terwijl men bezig is met de bouw van dit troephuis krijgt men te horen dat door het aanleg van een gemaal en een zwaaikom naar de sluis, de Punt zal verdwijnen. In het nieuwe troephuis zullen dus zowel de welpen als de zeeverkenners gaan draaien. Probleem is echter dat het nieuwe troephuis nog niet af is, als het oude gebouw verlaten moet worden.

In april 1974 zijn we in bespreking met de Jan Ellerman-groep, onze naaste buren. De groep heeft te weinig leden om voort te kunnen blijven bestaan. Op een gezamenlijke vergadering op 26 april wordt de overname geregeld. De Baracuda neemt drie vletten, een buitenboordmotor en twee tenten over voor ƒ 2500,-. Dit bedrag wordt direct betaald per girocheque. Verder zal er nog wat klein materiaal worden overgenomen. De Baracuda zal bekijken welke materialen ze nog kan gebruiken uit het gebouw van de Jan Ellerman. Uit dezelfde notulen blijkt ook dat het gebouw regelmatig doelwit is van vandalisme. Steeds weer worden dakpannen vernield. Dit tot grote zorg van het bestuur. Ook vraagt het bestuur zich af voor welk bedrag de groep eigenlijk verzekerd is. Men besluit dit uit te zoeken.
En dan als extra toevoeging onder aan de notulen: “MAANDAGAVOND 6 MEI OM 19 UUR , HET TROEPHUIS “BARACUDA” BRANDT ALS EEN FAKKEL. OM 20.30 UUR EEN GROTE PUINHOOP TOTAL LOSS!!!!! OORZAAK: ONBEKEND!!!!”

Het ergste is gebeurd, het troephuis is afgebrand. Al het materiaal is weg, waaronder ook bootmateriaal wat in het troephuis aanwezig was. De inboedelverzekering blijkt te laag te zijn. De Jan Ellerman biedt hulp aan. De schuld aan hen à ƒ 400,- wordt ons kwijtgescholden, de schade aan het materiaal van de 238 wordt nog door hun verzekering gedekt. En wat veel belangrijker is: we krijgen hun gebouw in bruikleen. Dit gebouw wordt later door de Baracuda overgenomen met alle schulden (ƒ9500,-) van de Jan Ellerman erbij. Ook het zomerkamp gaat gewoon door, de uitrusting voor de vletten wordt geleend.

In 1979 wordt er een zolder in het gebouw geplaatst zodat de zeeverkenners een eigen ruimte krijgen. Bovendien krijgen de welpen nesthoeken. Het gebouw is regelmatig doelwit van vandalisme. Dit wordt met name geweten aan de ligging van het gebouw. Een alternatief zou de aanschaf van een wachtschip zijn. De aanschafkosten vallen mee en er is plaats op de werf. Er kleven echter een aantal nadelen aan een wachtschip: een wachtschip moet opgeknapt worden en dat kost tijd en geld, onderhoudskosten en hellingkosten zijn hoog en de groep verliest zowel binnen als buiten veel ruimte. En dus gaat het niet door.

Maar de problemen blijven. Vernielingen en inbraken zijn aan de orde van de dag. In 1983 is er een brand waardoor er niet in het gebouw gedraaid kan worden. Weer wordt er nagedacht over het verlaten van het gebouw, maar een alternatieve locatie is er niet en dus wordt het gebouw gereinigd. Daarnaast voldoet het gebouw niet aan de eisen die de leiding aan een gebouw stelt. Men blijft naar oplossingen zoeken.
De Wilhelminagroep krijgt in de toekomst een nieuw gebouw en heeft de andere zeeverkennergroepen voorgesteld hieraan deel te nemen. Verregaande samenwerking is hiervoor noodzakelijk. Dit gaat niet door. Halverwege de jaren tachtig wordt er weer over gedacht het gebouw te verkopen en een wachtschip aan te schaffen. Weer gaat het niet door en het gebouw ondergaat een grote opknapbeurt.
In 1986 zijn er weer verbouwplannen, maar het komt niet van de grond. Uit de notulen van de groepsraad: “Er wordt veel gepraat, lijsten opgesteld, enz. maar er wordt niets uitgevoerd. Mogelijke oorzaak kan zijn dat er zoveel werk is dat niemand weet waar te beginnen.”

In 1985 gaan de Howkolagroep en de Baracuda samenwerken. De Howkolagroep heeft een fantastisch gebouwtje in park ‘Oog in al’, het Roefje. Dit gebouw wordt eerst gebruikt door de kabouters en later jarenlang door de Wilde Vaart. Met de bouw van het ‘Nieuwe Anker’ krijgt de Wilde Vaart zijn eigen plek op Kanaleneiland. Het Roefje komt leeg te staan en wordt al snel gekraakt. Met de kraker wordt afgesproken dat hij het gebouw zal verlaten zodra de Baracuda er een nieuwe bestemming voor heeft. En die bestemming is er inmiddels. Op zondag 9 juni 2002 opent een nieuwe multiculturele groep “Les Fleurs” hun eigen gebouw in park ‘Oog in al’.

En dan op 29 april 1989 gaat het gebouw in vlammen op. Het is koninginnenacht in Utrecht. De leden van de groep horen in de stad dat het gebouw in brand staat. Alleen de voorkant van het gebouw staat nog. Er blijkt brand gesticht te zijn in de stapel pioneerhout aan de achterkant van het gebouw. Gelukkig is er bijna geen bootmateriaal meer in het gebouw, maar verder is alles verbrand. Andere groepen schieten te hulp met materiaal zodat weekenden en kampen gewoon door kunnen gaan. Al snel zijn er plannen voor een nieuw gebouw en met geld van Jantje Beton kan er gebouwd worden. Er wordt casco gebouwd, d.w.z. dat de leden van de groep, familie en vrienden de totale afbouw doen. De zolder, elektriciteit, alles wordt zelf aangelegd. De welpen draaien gedurende deze periode in de Roef en de rest van de groep draait op de Werf. In 1991 wordt het nieuwe gebouw geopend.

Maar al in 1993 doemen er nieuwe problemen op. IKEA belt met de mededeling dat ze een vestiging willen bouwen op de woningboulevard, maar het gebouw van de Baracuda staat in de weg. Onderhandelingen met de gemeente leiden er uiteindelijk toe dat de Baracuda een stuk grond aan de Rooseveltlaan krijgt. Maar omdat het gebouw het gezicht op Utrecht vanuit het toekomstige Leidsche Rijn bepaald, moet het aan de eisen van de welstandscommissie voldoen. Natuurlijk stelt ook de groep een aantal eisen aan het nieuwe gebouw. Bevers, Welpen en Zeeverkenners moeten een eigen plek krijgen in het gebouw, er moet een botenloods komen, exploitatiekosten mogen niet hoger zijn dan het huidige gebouw en het gebouw moet “inbraakvrij” zijn. Vier ontwerpen passeren de revue. Eén ontwerp wordt afgekeurd door de welstandscommissie, de andere twee door de groep (vier verdiepingen en alleen een toilet op de begane grond, erg aantrekkelijk gebouw om op te klimmen, slechte constructie). Tenslotte kan men het eens worden over een ontwerp. Alleen gaat de gemeente niet akkoord met een eigen ruimte voor de Wilde Vaart. Zij draaien immers in de Roef. In januari 1996 verhuist de groep naar een tijdelijk onderkomen aan de Torreslaan, een oud schoolgebouw. De sloop van ‘het Anker’ en de bouw van ‘het Nieuwe Anker’ kan beginnen.

Op zaterdag 8 maart 1997 wordt het nieuwe gebouw geopend. ‘Het mooiste scoutinggebouw van Nederland’ kopt het Utrechts Nieuwsblad. Maar het gebouw is nog lang niet klaar. Om de Wilde Vaart toch een eigen ruimte te geven in het gebouw, ruilen de Bevers en de Welpen van ruimte. De nieuwe beverruimte wordt opgedeeld, zo ontstaat er een plek voor de Wilde Vaart. Er worden nesthoeken gebouwd in de welpenruimte en er komt een kampvuurkuil. Daarnaast wil men achter het gebouw een tweede ’tijdelijke’ loods bouwen en ook IKEA wil uitbreiding van het magazijn. Dus wat dat voor de toekomst gaat betekenen?

Activiteiten

Elke scoutinggroep heeft zijn gewoonten en tradities. De Baracuda heeft er in vijftig jaar ook een aantal gekregen. Zo viert de Baracuda al heel erg lang samen met ouders een kerstviering. Hieronder het programma van de kerstviering 1964.

Natuurlijk viert de Baracuda kerst nu anders, maar is het echt anders? We beginnen de avond tegenwoordig met een gezamenlijke maaltijd. De ouders komen daarna en genieten van een voorstelling gegeven door de leden van de groep. De voorstellingen zijn meestal geïmproviseerd, er wordt veel gelachen. Maar er wordt ook bijna altijd een kerstverhaal voorgelezen en er is ook een keer een musical opgevoerd.

Een andere traditie is het winterkamp. Vroeger gingen de speltakken apart, tegenwoordig is het winterkamp een gezamenlijk kamp. Uit nood geboren overigens. Door een tekort aan stafleden, was het gemakkelijker om samen op kamp te gaan. Traditiegetrouw is het winterkamp tijdens de voorjaarsvakantie. Nieuw is dat het nooit meer tijdens carnaval is, vanwege de (nieuwe) stafleden uit het zuiden.Een fragment uit het logboek van de zeeverkenners zaterdag 4 februari 1989: “Na een tijdje kwam de volgende opdracht. Zachtbodemonderzoek. Aan me nooit niet wat hebben ze met dit als begin gefopt. We groeven een antieke fles op en werden laatste, je moest de verschillende grondlagen in kaart brengen. Er zat een perkament in de fles. Leo had dit snel vertaald en brak zijn arm en René werd weggepiept. We hadden nu tijd voor onszelf en maakten ons slaaphok in orde. Na het eten was er nog een opdracht we werden gedropt. Bij terugkomst gaf de fles fluoriserend licht af.” Een winterkamp is in thema en dat is niet veranderd.

Natuurlijk gaan de zeeverkenners elk jaar naar de Regionale Scouting Wedstrijden (voorheen DSW). Tegenwoordig als enige zeeverkennergroep. In vergelijking met de andere deelnemende groepen wordt er aan de voorbereiding heel wat minder tijd besteed. Plezier is belangrijker dan winnen. Ondanks de gebrekkige voorbereiding wordt er de laatste jaren zeker niet slecht gescoord. Maar winnen willen we niet, want dan moet je naar de LSW (Landelijke Scouting Wedstrijden) gehouden tijdens Pinksterkamp.

Pinksterkamp: “Niks bijzonders Pinksterkamp. We moesten om vijf uur op de werf zijn en onze bagage meenemen. Na te hebben ingeladen en de hele mikmak te hebben afgewerkt, vertrokken we naar Maurik. We gingen om vijf uur weg en kwamen om 12 uur aan en toen moesten we nog: boten uitladen, tenten opzetten en gaan slapen. We gingen om 2 uur slapen en stonden om 8.30 op. Na te hebben ontbeten waren er wedstrijden. Tweede dag ook, enz. En we hebben de Klaas Hilhorst-prijs gewonnen. Het was een te gek kamp.”(Uit logboek zeeverkenners 1990).
Het mag duidelijk zijn: niks bijzonders Pinksterkamp! Maar toch te gek!

Een andere jaarlijks terugkerende wedstrijd is de MTC. Elk jaar doet er wel een bak mee. Het ene jaar is er fanatiek getraind, het andere jaar begint men volkomen ongetraind aan de acht kilometer. Veel trofeeën zijn er te verdienen. De beste prestatie ooit van de Baracuda heren is de zesde plaats. De prijs voor de meest ludieke actie viel een paar jaar geleden in handen van de Baracuda door de acht kilometer achterstevoren te roeien. De MTC is drie dagen roeien, blaren en feest.

De Baracuda organiseert al bijna 15 jaar voor het Jordan College uit Zeist een zeilkamp. Van maandag tot en met vrijdag leren ongeveer dertig leerlingen zeilen. De Baracuda organiseert, levert het materiaal en zoveel mogelijk de stafleden die de zeilcursus geven. Deze stafleden doen dat vrijwillig en offeren daar een week vakantie voor op. Als tegenprestatie worden ze ’s ochtends gewekt met koffie of thee op bed en krijgen daarna een uitgebreid ontbijt. “Wil je een gekookt eitje, een gebakken ei of een omelet?” is de eerste vraag die ze ’s ochtends krijgen. ’s Avonds staat er een uitgebreid diner voor ze klaar. De opbrengst van dit kamp is voor de groep.

Waar ging de Baracuda vroeger naar toe op zomerkamp? Duidelijk is dat men in de eerste jaren op verschillende plaatsen is gaan duiken: Zeeland, Scheveningen, Terschelling. Daarna is er weinig bekend, maar een aantal plaatsen zijn teruggevonden. In 1961 gingen de zeeverkenners naar de Nieuwkoopseplassen naar een kamp met 47 groepen en 1500-2000 deelnemers. Een soort Nawaka? We weten het niet. Het jaar daarna gingen ze naar Breukelen, op het land van de heer Van het Hof en het kampgeld was ƒ 30,-. De welpen gingen in 1964 naar Terheijden (Noord-Brabant). In 1966 trokken ze naar Soest. De staf was laat met plannen en er waren niet zoveel mogelijkheden meer. Datzelfde geldt waarschijnlijk voor 1967, want ook toen gingen de welpen naar Soest.

Heel veel verhalen zijn er te vertellen over kampen en weekenden. Uit logboeken en kampprogramma’s blijkt dat de staf elk jaar zijn uiterste best doet om weer een geweldig thema neer te zetten. Vinkingen, Indianen, de Kleine Kapitein, een bedrijf opzetten, alles is mogelijk tijdens zomerkamp. Sterke verhalen over onweer, vla-gevechten, sleepjes, storm op het IJsselmeer, omslaan. Slecht weer, mooi weer, veel wind, geen wind.
Liefde, ruzie, verveling. Herinneringen en verhalen, bewaar ze, koester ze en vertel ze!

De Barabode

De voorloper van de Barabode was de ‘Campagne’. Helaas zijn er geen exemplaren meer van teruggevonden, maar er zijn nog wel een aantal zeer luxueuze omslagen. Later kreeg het groepsblad de naam ‘Barabode’. Hiervan zijn nog wel enkele exemplaren bewaard gebleven. Duidelijk is dat de Barabode in de loop der jaren zeer onregelmatig verschijnt. Zo nu en dan wordt de Barabode door een paar mensen nieuw leven ingeblazen. Een tijdje verschijnt de Barabode regelmatig om daarna weer te verdwijnen. Ook blijkt het in de loop der jaren moeilijk om kopij te verzamelen. Steeds terugkerende onderwerpen in al die jaren zijn natuurlijk de verslagen van kampen en weekenden, gerechten en interviews met leden van de groep.